Over dit stuk

Het heeft iets ontroerends, dit meisje in haar mooiste jurk met ruches en een strik in haar haar. Indenbaum maakte deze sculptuur van gips in 1948. In brons zijn er tot nu toe 7 van de 8 exemplaren gegoten. Dit is nr7/8.

Ze staat op een mooie marmeren sokkel en is uitvoerig gesigneerd met "Inden, 7/8" en het keurmerk van de bronsgieter Barthélemy.

De familie heeft deze sculptuur postuum in brons laten gieten, met als reden dat ze graag het werk van hun grootvader onder de aandacht willen brengen, Indenbaum is wel bekend bij de kenners en musea, hij is onlosmakelijk verbonden aan de École de Paris, maar minder bekend bij het grote publiek.

Deze postume werken zijn dus een eerste en tevens laatste editie van maximaal 12 exemplaren. Iedere sculptuur wordt genummerd en officieel geregistreerd, maximaal 8 exemplaren die genummerd zijn van 1-8 en vier exemplaren die gesigneerd zijn met EA I tot EA IV. (EA staat voor Epreuve d'Artiste). Dit is nummer 7/8.
Meer exemplaren worden er ook niet gegoten. De
meeste sculpturen halen de 12 exemplaren niet, ze worden niet op voorhand gegoten.

Bij dit werk hoort ook een officieel certificaat dat ondertekend is door de kleinzoon van Léon Indenbaum. Het werk en het certificaat zijn ook geregistreerd bij ADAGP (Société des auteurs dans les arts graphiques et plastiques) in Paris.

Biografie:
Léon Indenbaum (Tcherikov, nu Wit-Rusland, 1890 - Opio, 1981), was een Russisch/Franse beeldhouwer die behoorde bij de groep kunstenaars van de École de Paris. Zijn kunst was vernieuwend, geïnspireerd door de klassieken, maar ook door Afrikaanse kunst, het Kubisme en het Expressionisme.

Indenbaum is opgegroeid in de sjtetl (Oost-Europees Joods dorp) Tcherikov, bij zijn grootvader, die boekbinder van kunstboeken was. Na de lagere school volgde hij een opleiding voor houtbewerker. De directeur van die school vond hem zo talentvol, dat hij ervoor zorgde dat hij naar de Academie voor decoratieve kunst in Vilnius kon gaan.

Na deze opleiding wilde Indenbaum meer en werd toegelaten op de Keizerlijke Academie in Odessa. Hij heeft die een paar jaar doorlopen totdat hij een verkeerd vakje aankruiste op een formulier, hij had per ongeluk getekend voor 5 jaar militaire dienst in het Keizerlijk leger. Hij had al contacten met een bevriende kunstenaar die in Parijs zat, waar zoveel gebeurde op het gebied van vernieuwende kunst. Indenbaum wist met de hulp van een ingenieur uit Vilnius te vluchten en arriveerde in maart 1911 in Parijs.

Hij kwam in 'La Ruche' terecht in Montparnasse, een soort kunstenaarsdorp. La Ruche was een rond gebouw, het diende als wijnpaviljoen op de Wereldtentoonstelling van 1900, en was door de succesvolle kunstenaar Alfred Boucher weer opnieuw opgebouwd. Boucher wilde arme kunstenaars een kans geven zich volledig te kunnen wijden aan hun kunst. La Ruche was een groot rond gebouw vol met atelierwoningen, iedere kamer had de vorm van een taartpunt, in de punt een ruimte voor een keukentje en opslag en boven de deur was een kleine vide waar je kon slapen, vaak moest zo'n atelier ook nog gedeeld worden.

Indenbaum kreeg een atelier op de 2e etage, naast Chagall, die net als hijzelf ook net gearriveerd was vanuit Rusland. Indenbaum heeft in La Ruche gewoond tot 1927. Hij heeft wel een periode ook een tweede atelier gehad in Montparnasse.

In totaal woonden er zo'n 200 kunstenaars in La Ruche, velen van hen kwamen uit Oost-Europa en veel van hen waren Joods. Een deel van hen hebben wereldfaam verworven met hun kunst, denk aan Chaïm Soutine, Ossip Zadkine, Jacques Lipschitz, Chana Orloff, Michael Kikoïne, Moïse Kisling , Amadeo Modigliani om er maar eens een paar te noemen.

Van 1911 tot 1919 volgde Indenbaum een studie beeldhouwen aan de Académie La Grande Chaumière bij de beeldhouwer en schilder Antoine Bourdelle, eerst als student, later ook als zijn assistent.

In 1912 exposeerde Indenbaum al op de Parijse Salon d'Artistes Indépendents, hij was erg arm en zijn materiaalkeuze was goedkoop. Jacques Doucet, de grote kunstverzamelaar en beroemde couturier, zag een buste van Indenbaum en ontbood hem bij hem thuis, hij wilde dezelfde buste in ander materiaal gemaakt hebben, Indenbaum wist aan een stuk onyx te komen. Doucet was zeer tevreden en vroeg Indenbaum een reliëf te maken voor zijn ronde eetkamer. Indenbaum ontving 1000 francs per maand. Indenbaum had zijn Mecenas gevonden. Hij maakte één van zijn meest indrukwekkendste reliëfs, getiteld 'Musiciens et antilopes' uit 1914, gemaakt van roze onyx. Het is in 2004 bij Christie's geveild voor 3,3 miljoen euro.

Naast Jacques Doucet, was ook de couturier, René Poiret, de bankiers George en Marcel Bénard en de decorateur, ontwerper en collectioneur Marcel Coard vaste afnemers van Léon Indenbaum's sculpturen en reliëfs.

Léon werd verliefd op Céline Hénin, zij werd zijn muze en zijn vrouw, eind 1914 kregen ze een dochter, Dinah. Het ging Indenbaum goed. Hij had veel vrienden, zoals de kunstenaars Chaim Soutine, Amadeo Modigliani, met wie hij ook een periode een atelier heeft gedeeld, Tsuguharu Foujita, Chana Orloff, Michael Kikoïne, en Diego Rivera.

Amadeo Modigliani en Diego Rivera hebben Indenbaum allebei geportretteerd in 1913 en 1916. Indenbaum zelf heeft ook meerdere van zijn vrienden geportretteerd. Het was de gelukkigste periode in zijn leven.

Met de beurskrach van 1929 werd het leven een stuk moeilijker, mensen verloren hun fortuin en konden zich geen kunstwerken meer veroorloven. Ook de politieke situatie in Frankrijk veranderde. De kunstenaars uit La Ruche en Montparnasse waren meestal migranten, op de Parijse Salon mochten ze niet tussen de Franse kunstenaars hangen, een kunstcriticus , André Warnod, had hen de geuzennaam 'École de Paris' gegeven, om aan te tonen dat deze vernieuwende avant-gardistische kunst ook Franse kunst was. In de jaren 30 werd deze naam denigrerend gebruikt, er werd op hen neergekeken, hun kunst werd verdorven genoemd en omdat velen van hen Joods waren, was er ook sprake van anti-semitisme. Ze werden genegeerd in de pers en eind jaren 30 mochten ze niet meer exposeren. Sommige kunstenaars vertrokken naar het buitenland. Toen de oorlog uitbrak moesten velen vluchten of onderduiken. Ook Indenbaum heeft overhaast Parijs moeten verlaten. Hij vond een onderduikadres in een dorpje in de Seine et Marne, hij haalde daar altijd zijn klei. Hij had geluk en heeft de oorlog overleefd, meer dan 60 procent van de Joodse kunstenaars in La Ruche is omgekomen in de kampen.

Na de oorlog vestigde Indenbaum zich weer in Parijs. Zijn atelier was geplunderd en wat overgebleven was, was soms ook vernield. Hij leefde heel teruggetrokken. Hij was al voor de oorlog gescheiden van Céline, zijn dochter woonde in Zuid-Frankrijk. Zijn vrienden hadden of de oorlog niet overleefd of waren in zijn ogen veel te commercieel geworden.

Hij heeft zich nooit willen verbinden aan een galerie, hij vond dat hij daarmee zijn ziel verkocht, zijn onafhankelijkheid als kunstenaar kwam dan in het geding, het gevolg was dat hij genegeerd werd door een groot deel van de kunstwereld. Zijn inmiddels beroemde vrienden hadden wel getekend en het ging hen goed. Indenbaum wilde niets anders dan in volledige vrijheid werken, hij gooide daarmee wel zijn eigen glazen in. Hij weigerde bijvoorbeeld ook grote opdrachten van de Franse staat voor het werken aan monumenten en gevels van bijzondere gebouwen.

Hij was echter wel één van de oprichters van de "Groupe des neuf", een groep van negen beeldhouwers die zich op 11 november 1963 verzamelden bij het standbeeld van Balzac op de Avenue Raspail, gemaakt door Auguste Rodin. Het was een eerbetoon. Ze wilden een monument oprichten voor de Franse na-oorlogse figuratieve beeldhouwkunst in een tijd dat de Amerikaanse kunst de overhand begon te krijgen. De 'Groupe des neuf" bestond uit Jean Carton, Paul Cornet, Raymond Corbin, Marcel Damboise, Léopold Kretz, Raymond Martin, Gunnar Nilsson, Jean Osouf en Léon Indenbaum. Er waren verschillende tentoonstellingen van de groep, in totaal sloten 22 beeldhouwers zich bij de groep aan.
In 2015/2016 is er nog een grote tentoonstelling geweest in het Despiau-Wlérick museum over de 'Groupe des neuf', op de affiche stond de brons "Homme debout, mains sur les hanches" van Léon Indenbaum. Het museum heeft deze brons ook in hun collectie opgenomen.

In 1968 ontving Indenbaum de prestigieuze Prix de sculpture Georges Wildenstein , van het Institut de France voor zijn hele oeuvre. De laatste jaren woonde hij bij zijn dochter in Opio. Hij stierf op 91-jarige leeftijd. Een lang leven volledig gewijd aan het creëren van kunst.

Léon Indenbaum's werk is te zien in diverse musea, onder andere in de Verenigde Staten, Zwitserland, Rusland, Wit-Rusland, Israel en natuurlijk in Frankrijk. Soms wordt er ook wel een werk geveild van hem bij de grote veilinghuizen als Christies, Sotheby's en MacDougall in Londen.

Literatuur en bronnen:
- Familie van Indenbaum
- Jeanine Warnod; "Les artistes de Montparnasse, la Ruche", Éditions Mayer-Van Wilder, Paris 1988. P.42-47, 8, 87,96, 104, 159, 162, 170, 192.
- Nieszawer & Princ; "Histoires des artistes Juifs de l'École de Paris, 1905-1939", Édition Les Étoiles, 2020. P. 190-192, 515en 516.
- Jeanine Warnod; "l'École de Paris", Édition Musée du Montparnasse, 2012. P. 239, 240 en 243.
- "Chagall, Modigliani, Soutine.... Paris pour école, 1905-1940", Éditions Musée d'Art et d'Histoire du Judaïsme (MAHJ), Paris, 2020 et Réunion des Musée nationaux, Grand Palais, 2020. P. 8, 11, 49, 66, 68, 69, 228, 230, 252.
- G. Annenkoff; "Art Russe Moderne", Éditions Lavil


Conditie

Uitstekend


Materiaal:
Brons

Afmetingen:

Breedte: 13 cm (5,12")
Hoogte: 42 cm (16,54")
Diepte: 11 cm (4,33")
Total height incl. marble base:
Lengte: 13 cm (5,12")
Breedte: 13 cm (5,12")
Hoogte: 50 cm (19,69")

Periode:
1948, postume gieting

Herkomst:
Frankrijk

Kunstenaar / atelier:
Léon Indenbaum,